woensdag 1 april 2015

Meningen over Oostvaardersplassen

Commentaar

Het begint een beetje op een woordenspel te lijken. 

1. De Partij voor de Dieren vermijdt het woord 'afschot' maar lijkt in beginsel voor 'reactief beheer', d.i. afschot door Staatsbosbeheer.
2. De dierenartsen pleiten m.i. onomwonden voor 'proactief afschot', althans onder de huidige omstandigheden. Dit komt neer op massaslachting.
3. Joop de Jonge is tegen ieder afschot. Hij wil dat Tweede Kamer ingrijpt, met andere oplossingen.

***

Partij voor de Dieren (‘reactief beheer’):

vindt dat het welzijn van het individuele dier voorop moet staan, zonder dat de vrijheid en het natuurlijke gedrag van de kudde worden aangetast, en met zo min mogelijk ingrijpen van de mens.

Pas als blijkt dat een dier de winter niet zal overleven, moeten deskundige beheerders voorkomen dat het dier onnodig lijdt. Dit wordt wel ‘reactief beheer’ genoemd. Hierbij wordt niet gejaagd.
---------------------------------------------------

Joop de Jonge (‘beheer zonder geweer’):

is van mening dat

a) de Oostvaardersplassen te klein zijn om een populatie grote grazers stabiel te houden wegens het ontbreken van ecologische verbindingen en de aanwezige hekken;

b) de grote grazers door mensen op de Oostvaardersplassen zijn geplaatst;


Is derhalve van mening dat de grote grazers niet als 'wilde dieren' beschouwd moeten worden die zonder menselijk ingrijpen in de 'natuur' moeten overleven maar dat de grote grazers als gehouden dieren beschouwd moeten worden waarvoor een zorgplicht geldt.

Is voorts van mening dat de manier waarop Staatsbosbeheer invulling geeft aan haar zorgplicht, namelijk door het jaarlijks afschieten van grote aantallen dieren, niet de juiste is.


Roept op de grote grazers in de Oostvaardersplassen te beschouwen als gehouden dieren waarvoor een zorgplicht geldt en daarnaar te handelen.

---------------------------------------------------
Dierenartsen (KNMvD)

De KNMvD is van mening dat de samenleving een morele verantwoordelijkheid heeft voor het welzijn van dieren die worden gebruikt bij een door de mens gewenste ontwikkeling van een ecosysteem. Dit geldt onder meer voor de Heckrunderen, Konikpaarden en Edelherten die zijn uitgezet in de Oostvaardersplassen. Bij het uitzetten van grote grazers in natuurgebieden moet vooraf worden bepaald welke consequenties dit heeft voor de gezondheid en het welzijn van de dieren. Gezien de ontwikkelingen in de Oostvaardersplassen is de KNMvD van mening dat onvoldoende rekening is gehouden met de gevolgen en de maatschappelijke verontwaardiging die dit natuurbeheer zou opleveren.
Ook is niet voldoende stilgestaan bij de keuze van de geïntroduceerde diersoorten. Een experiment als de Oostvaardersplassen verdient wat de KNMvD betreft geen navolging.

Inmiddels is in de Oostvaardersplassen door natuurlijke selectie een redelijk robuuste populatie grote grazers ontstaan, waarbij het welzijn van de dieren over het algemeen goed is. De dieren leven in sociale groepen en kunnen hun natuurlijk gedrag vertonen. Een groot deel van het jaar is er voldoende voedsel en verkeren de dieren in goede conditie. In de winterperiode ontstaat een gebrek aan voedsel. Migratie naar gebieden met meer voedsel is door de afbakening van de Oostvaardersplassen helaas niet mogelijk. Hierdoor sterven, wanneer er niet ingegrepen wordt, in strenge winters veel dieren uiteindelijk van honger en uitputting. De KNMvD is van mening dat de doelstellingen van de Oostvaardersplassen niet opwegen tegen het onnodig lijden van individuele grote grazers door verhongering. Er zijn wat de KNMvD betreft geen zwaarwegende mensgerichte belangen die rechtvaardigen dat er niet wordt ingegrepen om het lijden van deze grote grazers te voorkomen.

Een goed uitgevoerd vroeg reactief afschotbeleid kan in beginsel de dieren onnodig lijden besparen. In de praktijk blijkt echter dat Staatsbosbeheer er niet in slaagt om aan de voorwaarden die zowel door ICMO 1 als 2 zijn gesteld voor verantwoord beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen te voldoen. De KNMvD vindt daarom dat het natuurvolgend beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen opnieuw moet worden herzien. Het is daarbij de vraag of verdergaande aantalsregulatie via proactief afschot niet noodzakelijk is om het welzijn van de grote grazers te waarborgen. Het structureel verminderen van de hoeveelheid grote grazers zal, op de langere termijn, waarschijnlijk ook de biodiversiteit van het gebied bevorderen.
Het vlees van de proactief afgeschoten dieren zou wellicht bestemd kunnen worden voor humane consumptie of gebruik in dierentuinen. Naast afschot kunnen ook andere beheermaatregelen ingezet worden zoals herplaatsing van dieren naar andere natuurgebieden waar er vraag naar is. Tot slot is het vooral voor de Heckrunderen van belang dat er op korte termijn betere beschutting en schuilmogelijkheden worden gecreëerd binnen de grenzen van het huidige gebied. Ook verdient het de aanbeveling te overwegen de Heckrunderen volledig uit het gebied te verwijderen omdat zij zich wat betreft hun graasgedrag het minst kunnen aanpassen aan de omstandigheden van het gebied.

Standpunt over de gezondheid en het welzijn van grote grazers in de Oostvaardersplassen 
Dierenartsen hebben een verantwoordelijkheid voor de gezondheid en het welzijn van dieren en voor het bewaken van de volksgezondheid. Niet alleen de dierenarts zelf ziet deze rol voor zich weggelegd, ook de samenleving verwacht van de dierenarts een hoge mate van deskundigheid en betrokkenheid bij deze onderwerpen. Vanuit deze positie vindt de KNMvD het, als beroepsorganisatie voor dierenartsen, van belang een bijdrage te leveren aan het maatschappelijke debat over de grote grazers in de Oostvaardersplassen.
De Oostvaardersplassen is een natuurgebied waar Heckrunderen, Konikpaarden en Edelherten een groot deel van het jaar een goed bestaan hebben omdat aan veel van hun natuurlijke behoeften wordt voldaan. Aan het einde van de winterperiode wordt de draagkracht van het gebied, voor de aanwezige grote grazers, echter overschreden. Er is dan te weinig voedsel voor de hele populatie waardoor veel dieren ernstig verzwakken en onnodig lijden. Met name Heckrunderen zijn minder geschikt gebleken voor de biotoop, wat is af te leiden uit de ontwikkeling van deze populatie ten opzichte van de andere grote grazers. Door middel van vroeg reactiefafschot tracht Staatsbosbeheer onnodig en vermijdbaar lijden te voorkomen. Dat betekent dat jaarlijkse grote aantallen, vaak jonge, verzwakte dieren worden afgeschoten. Dit lukt niet in alle gevallen, waardoor sommige dieren alsnog van de honger sterven. Deze situatie zorgt voor veel verontwaardiging en discussie in de samenleving.

De doelstelling van de Oostvaardersplassen is de ontwikkeling van een samenhangend moerasecosysteem waarin spontane natuurlijke processen zich zoveel mogelijk ongestoord kunnen afspelen. Bovendien is het gebied in het kader van Natura-2000 aangewezen als habitat voor een aantal belangrijke vogelsoorten waaronder de lepelaar, de zilverreiger en de grauwe gans. Natura-2000 is een Europees netwerk van beschermde natuurgebieden. In Natura 2000-gebieden worden bepaalde diersoorten en hun natuurlijke leefomgeving beschermd om de biodiversiteit te behouden. De grote grazers zijn in het gebied geïntroduceerd om door middel van begrazing een bij dit doel passende en gevarieerde vegetatie te realiseren. Volgens de tellingen van Staatsbosbeheer leven er momenteel circa 3200 Edelherten, 1400 Konikpaarden en 255Heckrunderen in de Oostvaardersplassen. Het gebied heeft een oppervlakte van zo’n 5500 ha waarvan ongeveer de helft uit moeras en water bestaat.


Beleidsmatig wordt er in Nederland vaak een onderscheid gemaakt tussen gehouden en niet gehouden dieren.
Niet gehouden of “wilde” dieren worden in dat opzicht gezien als onderdeel van een ecosysteem waarbij het devies is dat er zo min mogelijk menselijke interferentie is. Bij gehouden dieren draait het om het welzijn vanhet individuele dier en staat de bijbehorende zorgplicht centraal. De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA) constateert in haar rapport “Zorgplicht Natuurlijk Gewogen” dat deze kunstmatige scheiding vragen oproept. Dat blijkt ook uit het debat over de grote grazers in de Oostvaardersplassen.
De RDA geeft aan dat de erkenning van de intrinsieke waarde van dieren als wezens met gevoel voor alle dieren geldt, of ze nu gehouden worden of niet. Daaruit vloeit voort dat we ook een bijbehorende morele verantwoordelijkheid hebben voor het welzijn van alle dieren. De wijze waarop we invulling geven aan deze zorgplicht kan echter verschillen en is afhankelijk van de situatie. De RDA gaat daarbij uit van een dynamisch welzijnsconcept waarbij het welzijn gerelateerd is aan het aanpassingsvermogen van het dier aan zijn omgevingen de vrijheid om soortspecifiek gedrag te vertonen.
Onze zorgplicht wordt volgens de RDA bepaald door de beschikkingsmacht van de mens en de mate waarin dieren zich kunnen aanpassen aan hun omgeving. Als het aanpassingsvermogen niet is overschreden dan is de zorgplicht beperkt tot het in stand houden van de status quo, wat kan worden opgevat als een ‘afblijfplicht’. Als dieren echter niet (meer) in staat zijn zich aan hun omgeving aan te passen, is hun welzijn geschaad en zal de mens in beginsel maatregelen moeten nemen om lijden te voorkomen. Er kunnen echter fysieke en/of technische beperkingen, dan wel mens- of diergerichte belangen zijn die onze zorgplicht inperken. De RDA heeft hiervoor heeft een afwegingskader ontwikkeld.
De KNMvD is van mening dat we een zorgplicht hebben ten opzichte van de grote grazers in de Oostvaardersplassen. Deze dieren zijn namelijk door de mens in dit gebied geplaatst en kunnen onder barre omstandigheden niet migreren naar elders, wat ze in de vrije natuur wel zouden doen. De runderen en de paarden hebben inmiddels een proces van verwildering doorlopen maar zijn niet volledig wild. Dat houdt in dat de zorgplicht zowel gericht moet zijn op het individuele dier door het voorkomen van onnodig lijden, als op de populatie middels het zorgdragen voor een geschikte natuurlijke omgeving.
Moreel gezien moeten de grote grazers volgens de KNMvD beschouwd worden als dieren met intrinsieke waarde, wezens met gevoel die pijn en leed kunnen ervaren, en die wat betreft hun leefomgeving afhankelijk zijn van de mens. Dit staat op gespannen voet met het ecologisch beheer van Staatsbosbeheer waarbij er zo min mogelijk wordt ingegrepen in natuurlijke processen. Wat de KNMvD betreft mag het doel van het ontwikkelen van een natuurgebied niet ten koste gaan van het welzijn en de gezondheid van individuele dieren. Duidelijk is dat het aanpassingsvermogen van de grote grazers in de Oostvaardersplassen vooral aan het eind van de winterperiode wordt overschreden. Er zijn wat de KNMvD betreft geen zwaarwegende mensgerichte belangen die rechtvaardigen dat er dan niet wordt ingegrepen om het lijden van deze grote grazers te voorkomen.
De vraag is nu hoe deze zorgplicht het best kan worden ingevuld om ook op de lange termijn het welzijn van de dieren in de Oostvaardersplassen te waarborgen. Dat is een lastig vraagstuk waarover ook onder dierenartsenveel discussie is. Deskundigen zijn het er over eens dat afschot daarvoor de beste methode is. Moeilijker is het om aan te geven hoe het beheer optimaal zou moeten worden ingevuld en wanneer het afschieten van dieren dan zou moeten plaatsvinden. De KNMvD is van mening dat dit in ieder geval moet gebeuren voordat er sprake is van onnodig lijden.

Zowel in 2006 als in 2010 bracht een internationale commissie (ICMO 1 en 2) op verzoek van de Nederlandse overheid een rapport uit met adviezen voor een verantwoord beheer van de grote grazers in de Oostvaardersplassen. ICMO 1 stelde vast dat het mogelijk is om binnen de grenzen van het gebied van de OVP een veerkrachtig, zelfonderhoudend ecosysteem met grote grazers te ontwikkelen. Dit houdt in dat de populatie in beginsel gereguleerd zal worden door de draagkracht van het gebied, dat wil zeggen het voedselaanbod. Om het welzijn van de dieren te garanderen betekent dit echter volgens ICMO 1 wel dat er afschot moet plaatsvinden van dieren. Tevens moeten er schuilmogelijkheden gecreëerd worden en een (tijdelijke) uitbreiding naar belendende gebieden in kritieke perioden. Verder was ICMO 1 van mening dat het openstellen van een ecologische corridor naar de Veluwe het welzijn van de grote grazers verder zou verbeteren en dat er een monitorings- en onderzoeksprogramma moest worden ontwikkeld.
In 2010 constateerde ICMO 2 dat Staatsbosbeheer slechts gedeeltelijk invulling heeft gegeven aan de adviezen uit ICMO 1. De noodzakelijke gebiedsvergroting bleek niet uitvoerbaar en goede beschuttingsmogelijkheden waren niet gerealiseerd. ICMO 2 adviseerde daarom dringend om aangrenzende bosgebieden als Hollandse Hout tijdelijk open te stellen in de winterperiode en 1 km aan beschuttingsrichels te creëren in het gebied. In het afschotbeleid moest naast dierconditie ook de omgevingsomstandigheden worden meegenomen. Een zogenaamd vroegreactief beheer zou er toe moeten leiden dat minimaal 90% van de dieren in slechte conditie al vroeg in de winter worden afgeschoten om onnodig lijden te voorkomen. In geval van een dreigende noodsituatie zou om grootschalige verhongering te voorkomen volgens ICMO2 moeten worden over gegaan op proactief afschot van een aanzienlijk deel van de populatie. In dat geval zouden niet alleen verzwakte dieren worden afgeschoten maar een groter deel van de grote grazers zodat de overgebleven populatie een grotere kans maakt de winter te overleven. Alternatieve beheersmaatregelen als bijvoeren en contraceptie werden door ICMO 2 niet aanbevolen. Verder zou er via regelmatige tellingen een beter inzicht moeten komen in de populatieontwikkeling. Tot slot drong ICMO 2 aan op het instellen van een beheersadviescommissie (BAC) die de supervisie kreeg over het beheer van de grote grazers door Staatsbosbeheer, het instellen van effectievere aansturingstructuren, het opzetten van een stakeholdersoverleg (waar de KNMvD onderdeel van uitmaakt) en het verbeteren van de publieke betrokkenheid bij het beheer.
Vier jaar na het verschijnen van ICMO 2 is de KNMvD van mening dat Staatsbosbeheer er maar ten dele in is geslaagd deze adviezen te implementeren. Het streven om 90% van de dieren door vroeg reactief afschot uit hun lijden te verlossen wordt vaak niet gehaald. De oorzaken hiervoor zijn onder meer dat dieren in het moerasdeel niet goed bereikbaar zijn en dat het, bij met name de Heckrunderen, lastig is om de daadwerkelijke conditie op basis van het uiterlijk te beoordelen. Ook ligt het totaal aantal dieren in verhouding tot de draagkracht van het gebied nog altijd ver boven het door ICMO 2 aangegeven aantal van 3500 dieren (ouder dan 1 jaar). Er is nog steeds een gebrek aan goede beschuttingsmogelijkheden en de noodzakelijke gebiedsuitbreidingen zijn uiteindelijk niet mogelijk gebleken. Bovendien lijkt het behalen van de doelstellingen van Natura-2000 zwaarder te wegen dan het welzijn van de grote grazers. De biodiversiteit lijkt, zowel qua flora als fauna, de laatste jaren verder te zijn afgenomen, onder meer door stelselmatige overbegrazing. Natura 2000 doelstellingen worden op deze manier niet gehaald. Mede daarom wil Staatsbosbeheer door middel van een tijdelijke drooglegging van het moerasgebied (een zogenaamde reset) de habitat voor bepaalde vogelsoorten verbeteren. Het is echter onduidelijk welke effecten dit zal hebben op het beheer van de grote grazers. De grote grazers komen in het beheerplan Natura 2000 niet voor. Een nadere risico-analyse van de effecten van drooglegging op het welzijn van de grote grazers, met bijbehorende maatregelen, is daarom noodzakelijk voordat deze ingreep wordt uitgevoerd.

***

6 opmerkingen:

  1. Deze reactie is verwijderd door een blogbeheerder.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Niet doodschieten, maar bijvoeren en anticonceptie.

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Ik vind, dat de doorgang naar Gelderland mogelijk moet worden. Daar zijn al veel stukken grond voor aangekocht, maar Bleeker (CDA!) heeft daar een stokje voor gestoken! Schande!

    BeantwoordenVerwijderen
  4. bijvoeren, anticonceptie en het zijn 'GEHOUDEN' dieren!

    BeantwoordenVerwijderen
  5. Kan er geen referendum onder de leden worden gehouden? Als de partijtop dat niet wil, is dat een motie van wantrouwen tegen zijn eigen bestaan.

    BeantwoordenVerwijderen